Maandag op Canvas: de slag aan de Somme
Op 1 juli 1916 begon de Slag aan de Somme. De veldslag werd voorafgegaan door een zeven dagen durend Brits bombardement dat was bedoeld om alle prikkeldraadversperringen op te ruimen en de Duitse stellingen met hun bezettingen volledig te vernietigen. Morgen het eerste deel van een tweeluik over de Slag aan de Somme op Canvas in een van oorsprong Britse reportage.
D
e Britse soldaten werd beloofd dat ze tijdens hun opmars geen Duitsers zouden zien behalve dode. De werkelijkheid was anders: van de 66.000 Britse militairen die om 7.30 uur uit de aanvalsposities vertrokken, waren naar schatting na het eerste uur al 30.000 uitgeschakeld: gedood of gewond. De totale Britse verliezen aan het einde van deze eerste dag waren 57.470 man: 19.240 doden, 35.493 gewonden, 2.152 vermisten en 585 krijgsgevangen. Het was het zwaarste verlies dat de Britten ooit hebben geleden op een enkele dag tijdens een oorlog. De Duitsers verloren op deze dag naar schatting ongeveer 8.200 man.
Voorgeschiedenis van het offensief
Aan Britse zijde waren de verwachtingen over een offensief dat een grote doorbraak moest bereiken in de onwrikbaar vastgelopen stellingenoorlog hoog gespannen: men sprak optimistisch over de 'Big Push'. De troepen waren samengetrokken over een frontbreedte van 30 kilometer ten noorden van de rivier de Somme tussen de dorpen Gommecourt en Montauban.
De aanval zou grotendeels worden uitgevoerd door het pas gevormde Britse IVde Leger onder leiding van generaal Sir Henry Rawlinson ('Rawly'). Hij kreeg de beschikking over een nooit geziene legermacht: achttien divisies, bestaande uit 234 bataljons, in totaal 519.324 man, waren beschikbaar voor het offensief op 1 juli. Er was echter een probleem: meer dan 60% van deze bataljons waren meest jonge mannen die zich vrijwillig hadden aangemeld en hun opleiding als soldaat hadden gevolgd maar geen enkele gevechtservaring hadden op het slagveld.
De eigenzinnige Rawlinson wilde hardnekkig zijn eigen tactiek toepassen: hij zou door de inzet van een zeven dagen durende beschieting de prikkeldraadversperringen en de Duitse linies met hun bezetting volledig vernietigen waarna de Britse infanterie alleen nog maar de laatste verzetshaarden hoefde op te ruimen om de Duitse linies te bezetten over te steken. Zijn manschappen werd keer op keer officieel verzekerd dat ze uitsluitend dode Duitsers zouden tegenkomen.
De aanval op 1 juli 1916
De infanterie ging om 7.30 uur over de top geheel volgens de officiële instructies: in linies van twee pelotons, over een breedte van 400 meter, 120 mannen naast elkaar, het geweer over de schouder, zwaar bepakt, heuvel op. De aanvalsgolven vertrokken met een minuut tussenruimte. Er moest gelopen worden met een tempo van 100 meter per twee minuten (drie kilometer per uur) en het was verboden te juichen of te schreeuwen zodat de Duitsers ze niet zouden horen komen. Als er toch tegenstand bleek te zijn, was het niet toegestaan te rennen; dat mocht pas binnen twintig meter van de vijand – anders zouden de mannen uitgeput raken. En de linies moesten intact blijven, niemand mocht zich bemoeien met doden en gewonden en aan krijgsgevangenen mocht geen kwartier worden gegeven - zo werd mondeling door sommige commandanten te kennen gegeven.
De gevolgen waren verbijsterend: op de avond volgend op de slag, zo vertelde een ooggetuige, was de nacht boven het slagveld geheel gevuld met het angstaanjagende gekerm van duizenden en duizenden hulpeloze gewonden. Waren de gewonden zo gelukkig weggehaald te worden, dan bleek de medische opvang in de linies en het achterland volstrekt ontoereikend.
De terreinwinst op de eerste dag was bovendien minimaal: van een doorbraak in de Duitse linies was helemaal geen sprake. De gedecimeerde en uitgeputte bataljons werden vervangen, maar ook de nieuwe troepen wisten bij de voortgezette gevechten nauwelijks terreinwinst te boeken.
Scenarioschijver Mark Hayhurst en regisseur Carl Hindmarch verdiepten zich in het wedervaren van het 22nd Manchester Battalion en stootten daarbij op een onvermoede schat aan dagboeken en brieven die deze soldaten in die dagen hebben neergeschreven. De lectuur ervan bleek een openbaring: een mix van naïef optimisme, ironie, sarcasme, vaak vulgariteiten, van overwegend jonge tot zeer jonge mannen. Cyril José bijvoorbeeld had gelogen over zijn leeftijd om toch maar als vrijwilliger aan de slag te kunnen: de toen 17-jarige werd zwaar gewond aan de schouder, maar slaagde erin na urenlang sluipen en dekking zoeken de eigen rangen te bereiken, en hij zou de oorlog overleven.
Heel wat vrijwilligers koppelden een groot plichtsbesef aan een hecht solidariteitsgevoel. Zo Richard H. Tawney, een soort pionier als christen-socialist, die later een gerenommeerd professor zou worden aan Oxford University. Of nog Charlie May, in het beroepsleven journalist, die ontroerende brieven schrijft aan zijn vrouw.
Een zo waarheidsgetrouw mogelijk relaas brengen – dit was de ambitie van de makers – van die 1ste juli 1916, de oorlog laten spreken door de stemmen van zij die de slag/slachting van de Somme hebben meegemaakt en vaak niet overleefd. De vaak harde archiefbeelden zijn authentieke opnames van legercineast Geoffrey Malins die op dat ogenblik nog ongecensureerd door de Britse legeroverheid zijn gang kon gaan.
'De Slag aan de Somme', op maandag 13 en 20 november om 20.50 uur op Canvas.